Wet BOPZ

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt de onvrijwillige opneming van mensen met een geestesstoornis in psychiatrische ziekenhuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten en psychogeriatrische verpleeghuizen. Ook bevat de wet een regeling van de rechtspositie van personen, als ze eenmaal onvrijwillig opgenomen zijn. Dit betreft onder meer regels voor (dwang)behandeling en vrijheidsbeperking.

Met de invoering van de BOPZ kunnen patiënten alleen nog vrijwillig worden opgenomen wanneer zij blijk geven van de “nodige bereidheid tot opneming” (bereidheidcriterium). Dat wil zeggen dat de patiënt er bewust voor kiest opgenomen te worden en daarvan blijk geeft, de consequenties volledig overziend (en aanvaardend) – uiteraard na adequate informatie vooraf. In alle andere gevallen kan opname slechts plaatsvinden met Inbewaringstelling (IBS) of Rechterlijke Machtiging (RM). Zonder IBS of RM kan geen patiënt (meer) met pure overreding, met “zachte drang” worden binnengebracht als deze niet blijk geeft “willens en wetens” voor opname te kiezen. Ook voor mensen die zo verward zijn dat ze de keuze absoluut niet overzien, zal er dus geen “vrijwillige” opname mogelijk zijn.

Wettelijke criteria voor onvrijwillige opneming

Voor onvrijwillige opneming gelden de volgende voorwaarden:

  • De betrokken persoon heeft een geestesstoornis (of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens)
  • De geestesstoornis veroorzaakt gevaar voor de betrokkene zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen
  • Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend
  • De betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om zich te laten behandelen.

Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de onvrijwillige opneming niet doorgaan.

Dwangtoepassing: middelen en maatregelen (M&M)

Slechts bij uitzondering mag onder het regime van de Wet BOPZ tegen de wil van patiënt of vertegenwoordiger worden behandeld of mogen er M&M (vrijheidsbeperkende maatregelen) worden toegepast. Deze uitzonderingssituaties worden in de wet omschreven. Voor dwangbehandeling geldt een aangescherpt gevaarscriterium: “voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden”. Anders dan in de WGBO is daarbij niet van belang of de patiënt al dan niet wilsbekwaam is. In de WGBO is dwangbehandeling namelijk alleen bij wilsonbekwame patiënten toegestaan, en dan met toestemming van de vertegenwoordiger als dit “kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen”. Voor toepassing van M&M geldt het criterium: “ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het verpleeghuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt”.

Beide typen dwang worden met rechtswaarborgen omkleed:

  • Beslissingen om dwang toe te passen zijn klachtwaardig.
  • Naasten moeten ervan op de hoogte worden gebracht en
  • Melding aan de Inspectie en registratie zijn verplicht.

Het onderscheid dwangbehandeling en M&M is in het wetssysteem van groot belang. Onder dwangbehandeling wordt verstaan het uitvoeren van een (deel van het) behandelplan zonder toestemming of bij verzet, bij M&M gaat het om in principe eenmalig ingrijpen zonder behandeldoelstelling. De wet noemt voor beide typen dwang verschillende criteria (eerder genoemd), er is verschil in toelaatbaarheid van toe te passen middelen en ook de toegestane duur verschilt. De keuze van de middelen bij (dwang)behandeling wordt aan de behandelaar overgelaten. Deze moet zo min mogelijk inbreuk maken op de rechten van de patiënt. Ook moet hij steeds het doel (afwenden van ernstig gevaar) voor ogen houden. De middelen die hij toepast moeten wel in het schriftelijke behandelingsplan zijn opgenomen.

Toegestane M&M zijn beperkt tot:

  • afzondering,
  • separatie,
  • fixatie,
  • toediening van vocht en/of voeding en medicatie.

Dwangbehandeling kent geen wettelijke maximumduur, al moet deze behandeling worden beëindigd wanneer het ernstig gevaar is geweken.

De toepassing van M&M is gebonden aan een maximumduur van zeven opeenvolgende dagen. Wanneer deze langer dan zeven dagen moeten worden toegepast, moeten de M&M getoetst worden aan de regels van dwangbehandeling.


Wet BOPZ: De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Dwangbehandeling: Dwangbehandeling is het uitvoeren van een behandeling of interventie met betrekking tot onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging waarbij de cliënt zich verzet.

Verzet: verbaal of door gedrag (zoals afweren of tegenwerken) afwijzen van een behandeling of handeling met betrekking tot verpleging, verzorging of onderzoek.

Vrijheidbeperkende middelen of maatregelen: Keuzevrijheid of bewegingsvrijheid beperkende interventies en afspraken. Deze zijn alleen toegestaan indien ze noodzakelijk zijn om een gevaar of risico af te wenden voor de cliënt of anderen.

Middelen en Maatregelen in noodsituaties: Vrijheidbeperkende middelen of maatregelen die getroffen worden om gevaar in een noodsituatie op te heffen. Deze mogen maximaal 7 dagen achtereen toegepast worden. Het gaat om fixatie, medicatie toedienen, vocht en voeding toedienen en afzondering.

Onvrijwillig opgenomen: Cliënt die is opgenomen op basis van een Inbewaringstelling (IBS), Voorlopige Rechterlijke Machtiging (VRM) of op een artikel 60 of ‘BOPZ-indicatie’.

Wilsonbekwaamheid: De cliënt is niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen in een bepaalde situatie.